Laatste wijziging | 02.02.2025 |
In dit deel bespreek ik de gebruikte wisseldecoders.
Hierin wordt zowel de installatie, instellingen, aanleg en gebruik van deze decoders besproken.
In de sub paragraaf "Koploper" wordt (later)behandeld hoe dit in het programma Koploper wordt ingesteld.
Aansluiten magneetaandrijving
Voordat de magneet aandrijving worden aangesloten, is als eerst de eindafschakeling van deze aandrijvingen overbrugd.
De rede hiervan is dat de eindafschakeling van de aandrijving in de praktijk nogal eens problemen geeft.
Problemen in die zin, dat het nogal eens voorkomt dat de aandrijving niet meer wil schakelen als er vuil/stof/oxidatie op de contacten van het eind afschakel contact zit.
Dit kan op een schaduwstation, waar je ook niet direct fysiek zicht op de wisselstanden hebt, tot problemen gaan leiden als de zaak automatisch wordt geregeld.
Treinen kunnen dan zo maar op een verkeerd spoor terecht komen en een aanrijding van het materieel is dan niet uitgesloten.
Hierdoor kan de hele (geautomatiseerde) treinloop verstoord worden met alle gevolgen van dien.
Zeker op een schaduwstation is dit niet zo prettig omdat de toegang toch wat beperkter is dan op een vrije baan.
Aangezien dit bij een weigerende wissel tot grote problemen kan leiden is het dus beter om het niet goed schakelen van wissels tot een minimum te beperken.
Gezien de leeftijd van deze aandrijvingen (dateren uit de jaren 90), is het niet geheel onverstandig om dat bij deze aandrijvingen te doen.
Voorkomen is altijd nog beter dan dit achteraf nog te moeten uitvoeren.
Het overbruggen van deze contacten is eigenlijk een eenvoudige klus en dat geld zeker voor d oude types.
Dit overbruggen kan door een kort blank draadje snel gerealiseerd worden, maar je kunt natuurlijk ook geïsoleerd draad gebruiken mits deze maar dun is.
Hieronder staat afgebeeld hoe ik dit bij de oude en nieuwere types aandrijvingen heb gedaan.
Bovenzijde oude aandrijving
Onderzijde oude aandrijving.
Bij de oude types kun je deze aanpassing gewoon aan de onderzijde van de aandrijving doen.
Zie hier de aanpassing om de eindafschakeling te overbruggen.
Hier is het met blanke draad gedaan, maar kan evengoed met dun geïsoleerd draad.
Bovenzijde nieuwe aandrijving
Onderzijde nieuwe aandrijving.
Bij de nieuwe types zul je even de kap van de aandrijving moeten verwijderen om bij de contacten van de eindafschakeling te kunnen komen.
Dit verwijderen gaat door de twee nokjes aan de onderzijde in te drukken en naar beneden te duwen (zie pijlen in de foto hierboven).
Dan de deksel voorzichtig oplichten.
Door het losse deel van de kap nu voorzichtig heen en weer te bewegen, kan de kap los worden genomen.
Hierbij is een kleine klik hoorbaar waarmee de kap uit de vergrendeling komt.
Hierboven zie je hoe het gedeelte van de eindafschakeling van de nieuwe aandrijving eruit ziet.
Hier is de wijziging (op twee plaatsen) aangebracht om de eindafschakeling te overbruggen.
Ook hier is blanke draad gebruikt, maar dun gesoleerd draad gaat ook prima.
De verbinding aan de onderzijde is bewust op het buitenste contact gemaakt van de eindafschakelaar, om te voorkomen dat het contact hinder van de draad ondervindt.
Voordat de(aangepaste)magneet aandrijvingen worden geplaats doe je er verstandig om deze van tevoren op de "ouderwetse" methode even te testen.
Een doodgewone trafo van 12 Volt/12VA voldoet daarin prima.
Aangezien de gebruikte decoder op de schakeluitgangen en stuurpuls geeft (waarvan de schakeltijd instelbaar is), zullen de aandrijfspoelen nooit te lang onder spanning komen te staan.
Op het draadeinde dat wordt aangesloten op de verbindingklem van de wisseldecoder is een adereindhuls gebruikt.
Ik heb hier de E0508 voor gebruikt en is geschikt voor AWG22 / Ø0,5mm² draden.
Voor dunnere draad kun je eventueel ook de E306 of de E308 gebruiken.
Voor overige maten kun je hier de tabel vinden welke bruikbaar zijn.
Het gebruik van adereindhulzen wordt gedaan omdat de schroefklem geen klem inrichting heeft voor losse aders.
Om de verbinding betrouwbaar te maken moet de verbinding een massieve draad zijn.
Aangezien de draad bestaat uit meerdere aders, moet je adereindhulzen gebruiken of de draad eerst vertinnen.
Omdat tin relatief zacht is en een adereindhuls relatief hard, gaat de voorkeur uit naar de adereindhuls.
Gesoldeerde draadeinden kunnen bovendien later makkelijker loslaten vanwege de zachtheid van het soldeer.
Deze adereindhulzen zijn in verschillende diameters, lengtes en kleuren te koop.
Voor deze draden heb ik de 0508 gebruikt en zijn ook makkelijkverkrijgbaar.
Ook hier heb ik gemeenschappelijke kleuren van de draad gebruikt, rood voor de wit rode, groen voor de wit-groene en zwart voor de wit-zwarte draad.
Er zit in de draden vanuit de wisseldecoder naar de wisselspoel aansluiting ook maar hooguit 1 verbindingslas.
Deze zit alleen in de overgang van de draad uit de wisselspoel naar de draad voor verlenging.
De verbindingen worden altijd gesoldeerd en afgeïsoleerd d.m.v. een stukje krimpkous.
DSDR, DCC Servo aandrijving.
Voor alle wissels die in het zicht liggen, worden servo aandrijvingen gebruikt.
Het gebruik van servo's heeft het voordeel dat deze onder de wissel geplaatst kunnen worden, dus uit het zicht is.
Daarnaast gaan de wisseltongen, net als in werkelijkheid, langzaam om en maakt de aandrijving weinig tot geen lawaai.
De slag en tempo van de de bewegende wisseltongen zijn met een servo ook eenvoudig in te stellen.
Het gebruik van servo's heeft wel het nadeel dat een wissel niet open gereden kan worden.
Dit betekend in de praktijk dat een wissel altijd gezet moet worden voordat de trein over de wissel rijdt.
In het geautomatiseerde treinverkeer zal dit over het algemeen geen probleem zijn, omdat dan altijd complete wisselstraten worden gezet om een bepaalde route te kunnen volgen.
Bij handmatig rijden moet je wel extra opletten dat alle wissels in de rijweg goed staan om ontsporingen te voorkomen.

Voor het digitaal aansturen van deze servo aandrijving is gebruik gemaakt van de DSDR servodecoder van Etecmo.
Deze is geschikt voor DCC en kan 2 servo motoren aansturen.
Voor elke servo motor is er een relais aanwezig, waarmee het hartstuk van de wissel gepolariseerd kan worden.
De relais op deze decoder schakelen om, zodra de servo motor de middenstand voorbij gaat.
De Peko wissels zijn van het type Electrofrog, waarbij het hartstuk, de aanloop- en de uitlooprail perfect gepolariseerd kunnen worden.
Bij het plaatsen van de aandrijving wordt de servo in de middenstand gezet.
De wisseltongen moeten nu geheel vrij staan en aan geen enkel rail aanliggen.
Programmeren
Het adres programmeren van deze decoder gaat verassend eenvoudig,
Op de decoder zijn twee pinnen aanwezig om een jumper op te plaatsen.
Als je hier een jumper op plaatst, hoef je alleen maar het wisselnummer wat je wilt programmeren in de decoder, een opdracht te geven (commando recht of afbuigen).


Na deze opdracht kan de servo even bewegen.
Dit hangt af van de huidige stand en de opdracht die je geeft.
Door nu een tegengestelde opdracht te geven, zal de servo zeker een keer een slag maken.
Je kunt daarna de jumper weer verwijderen en de decoder is met het gekozen wissel adres geprogrammeerd.
Je moet hierbij wel bedenken, dat de adressen van beide servo's die op deze decoder zijn aangesloten, altijd opvolgend zijn.
Hierbij is het oneven adres altijd op de "Servo1" aansluiting en het opvolgende even adres op "Servo2", dus 19 en 20 bijvoorbeeld.
Als je tijdens het programmeren bijvoorbeel wissel 42 een opdracht heb gegeven zal "servo1" reageren op 41 en "servo2" op 42.
Het mooie van deze manier van adres programmering is, dat je het adres kunt wijzigen als de decoder al geplaatst en aangesloten is aan de servo's
Zo kun je dus achteraf het juiste adres programmeren of eventueel aanpassen.
Wat betreft de uitslag en snelheid van de servo staat deze vanuit fabriek voor mij al goed en hoeft in mijn geval niet gewijzigd te worden.
Als je dit wil wijzigen, moet je de DCC ingang apart verbinden met de programmeeruitgang van de centrale.
Handig is dat je voor de PWR aansluiting een aparte voeding gebruikt.
Is dit om een of andere rede niet mogelijk dan kun je de PWR aansluiting met de DCC aansluiting verbinden, maar dan moet tijdens het programmeren geen servo aangesloten zijn.
Dit heeft te maken met het stroomverbruik op de programeer uitgang, deze mag namelijk niet te hoog zijn.
Met CV instellingen kun je nu allerlei zaken aanpassen, zoals snelheid, uitslag etc.
Wat er te wijzigen is staat keurig in de handleiding vermeld.
Aansluiten servo aandrijving
De servodecoder is voorzien van een DCC en een PWR aansluiting, respectievelijk voor de digitale- en voedingsspanning.
Deze twee aansluitingen kun je in principe met elkaar verbinden om de decoder te laten werken, maar is niet slim.
Bij het eventuele wegvallen van de DCC spanning, vallen ook de relais af indien ze bekrachtigd zijn.
Hierdoor kan het hartstuk van de wissel van een verkeerde spanning worden voorzien, indien het DCC weer terug komt.
Bij gebruik van hartstuk polarisatie kunnen dan problemen ontstaan.
Indien er niets op het hartstuk van zo'n wissel staat is dat geen probleem, maar indien daar toevallig een loc op staat, ontstaat er direct weer een kortsluiting indien het DCC signaal weer terug komt.
Door dit te scheiden, blijven de relais bekrachtigd indien het DCC signaal weg valt en ontstaat dit probleem niet.
De servo's voor de wissels kunnen na het aansluiten van de DCC en het PWR signaal aangesloten worden op de twee 3 polige steek connectors.
De wissel met het oneven nummer sluit je aan op de connector waar "Servo1" bij staat, de wissel met het opvolgende adres op de "Servo2" aansluiting.
Probeel wel om de decoder zo dicht mogelijk bij de wissels te plaatsen.
Dit voorkomt dat er lange kabels naar de servo motoren moeten worden aangelegd, wat de nodige verstoringen kan geven.